Allereerst de beste wensen voor 2022, dat - mag ik hopen - een beter jaar mag worden dan de twee voorbije, door corona grotendeels verpeste jaren. Nog altijd zitten we er wereldwijd middenin, maar met steeds betere vaccinaties en andere medicaties is er enig licht aan de horizon te bespeuren. En ja, hoop doet leven.
Persoonlijk hoop ik bijvoorbeeld dat het bij Oosterparkers tot een revival komt. Ooit behoorde deze klassieke buurtclub tot de Grote Vier van het stad-Groninger voetbal, samen met Be Quick, GVAV en Velocitas. Maar toen de strijd om de hegemonie in Gruno's veste bij de invoering van het betaalde voetbal in 1954 pas echt losbarstte, moest 'Oosterpaark' als eerste - in 1959 - afhaken. En toen het in 1989 door FC Groningen ook nog uit haar Oosterparkstadion werd verdreven en verbannen werd naar het ongezellige complex aan het Van Starkenborghkanaal, was dat in feite het begin van een langzaam aftakelingsproces. Een poging van twee ambitieuze zakenlieden, de heren Jan Benninga en Folkert Buringa, om de patiënt te reanimeren, draaide in 1994 op een jammerlijke mislukking uit. Het sukkelen ging, mede door nóg verbanning naar de steppe van Kardinge, van kwaad tot erger. Vandaag kan worden gesteld dat Oosterparkers op sterven na dood is nu het ook geen standaardelftal meer op de been brengen. De groen-witte vereniging is nog in leven, maar daar is ook alles mee gezegd.
Stadsdichter E. Philippus, die onder de naam Evert Meijer nog in het eerste van Oosterparkers heeft gespeeld, ziet de neergang met lede ogen aan. Weemoed inspireerde hem tot het volgende gedicht:
Ik ga terug in de tijd
m'n eerste shirt was veel te wijd
maar m'n Goliath-voetbalschoenen
waren om te zoenen
Jan Groninger was m'n grote voorbeeld
wat heb ik hem op straat vaak nagespeeld
ook op Ameland zijn we met de club geweest
't was er altijd een groot feest
en toen ik in het eerste stond
speelde ik eindelijk op de heilige grond
m'n hele familie kwam naar me kijken'
ik voelde me één met de rijken
Nu is Oosterparkers bijna honderd
zonder eerste elftal, ik voel me bedonderd
Velocitas, de tweede afhaker (anno 1960), is daarentegen nog springlevend. In het Stadspark koestert de naar de derde klasse afgezonken club haar roemrijke verleden. Wie rondneust in het clubhuis van de aloude, uit 1897 daterende volksclub, proeft met volle teugen de tijden dat Velo speelde tegen grote clubs als Ajax, Feyenoord en PSV. Daar komt binnenkort het misschien wel het allermooiste relikwie bij. Want nu Velocitas dit prille jaar haar 125ste verjaardag gaat vieren, heeft het de KNVB behaagd Velocitas een replica van de in 1934 gewonnen KNVB-beker te schenken. De club van toen Otto Bonsema, Schipper van der Velde en Eppie Meulema, versloeg in de finale Feijenoord met 3-2. De destijds in Utrecht overhandigde wisselbeker is noot in de prijzenlast van de groen-witte terecht gekomen. De bond gaat dat nu goedmaken, met daarop gegraveerd alle clubnamen die tot 1934 de Beker hebben gewonnen, zoals daar zijn Ajax, Feij(y)noord, PSV, Koninklijke HFC, Haarlem, Vitesse en ....... Velocitas Breda (in 1900).
Hij noordelijke scheidsrechtersgilde moet het vanaf nu voortaan doen zonder Henk Mulder. De Vriezenaar vindt het na 22.5 jaar welletjes en 1 januari een prima datum om te stoppen met fluiten. Mulder was een graag geziene gast bij de heren voetballers, want zijn manier van fluiten - losjes maar toch met gezag - ging er wel in. Maar ook bij de vrouwen, zoals uit de reactie van Leekster Marja Adema-Wardenier blijkt: "Jammer voor de vele clubs, want je was een goede leidsman." Terugkijkend houdt Mulder derhalve een goed gevoel aan zijn arbitrale carrière over. "Heb ook nog zes jaren door het hele land mogen reizen om daar te fluiten. Vroeg weg 's morgens en 's avonds laat weer thuis. Dat waren mooie tijden." Henk Mulder gaat overigens niet verloren voor de arbitrage. Hij is al een tijdje grensrechter bij het Onder 18-team van FC Groningen, dat onder leiding staat van Paul Matthijs en en Arnold Kruiswijk.
Ook op dag twee van dit prille jaar ontkom ik er niet aan: het melden van het overlijden van een bijzondere Groninger sportman. En wel Mister Plantsoenloop, Lucas Bolhuis. Hij is - schat ik zo in - zo'n 50 keer van start gegaan in deze prachtige atletiektraditie in het Noorderplantsoen. Bolhuis was er vanaf de allereerste editie in 1958 onafgebroken bij, tot voorbij de eeuwwisseling. Lucas, die 83 jaar is geworden, werd in 1998 voor zijn veertigste deelname geëerd met een horloge met inscriptie. Hij was een bijzondere atleet, die door wijlen Bart Kappenburg, een opperbobo in de internationale atletiekwereld, als talent werd ontdekt. Een topper is de jonge Lucas echter nooit geworden omdat hij het uitgaansleven ook omarmde. Dansavonden in Frigge en Huize Maas, in combinatie met een potje bier, liet hij niet aan zich voorbijgaan. Daardoor bleef hij als middenafstandsloper in de schaduw van zijn broer Thies, die wel wedstrijden won. Desondanks raakte hij de liefde voor het lopen nooit meer kwijt. Ook bij de Vier Mijl was hij als recreant een vaste gast. Lucas was overigens liever wielrenner geworden, maar het ontbrak hem aan de nodige guldens om een racefiets te komen. In zijn werkzame leven was hij vooral te vinden in MartiniPlaza, waar hij als operator bij de algemene dienst de kost verdiende.
Tot slot nog een felicitatie richting Alex Wekema (foto onder), de oud-wielrenner die het tot wethouder van Noordenveld heeft geschopt. Hij heeft op Nieuwjaarsdag Abraham gezien, oftewel hij is 50 geworden. Over schoppen gesproken..... Rodenaar Wekema is ook een fervent voetballiefhebber geworden, met name van het Engelse voetbal. Vandaar dat hij een passend cadeau in ontvangst mocht nemen, een shirt van zijn favoriete club Crystal Palace.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.