De
vierhonderdste (digitale) editie van de Derde Helft zou geknipt
moeten zijn voor jubelende teksten, maar helaas, de actualiteit
gebiedt mij deze kroniek dit keer te vullen met triest nieuws. Jan
Aling is overleden. De oud--wielrenner stierf zaterdag (9 mei) in een
Eindhovens ziekenhuis aan de gevolgen van een hartstilstand, drie
dagen eerder. Hij mocht slechts 70 jaar worden.
Jan
Aling, geboren op 24 juni 1949 in het Noorddrentse dorpje Bunne,
behoorde in de beginjaren '70 van de vorige eeuw tot de crème
de la crème
van het Nederlandse amateurwielrennen. Samen met ook illustere
noorderlijke renners als Popke Oosterhof, Frits Schür
en de gebroeders Jans en Wiecher Vlot.
Ik
heb even voor u in mijn archief zitten spitten en vond een treffend
knipsel van 23 mei 1972 uit het Nieuwsblad van het Noorden. Het was
een verslag van de Ronde van Eext en dat begon zo: "Het moet
voor de organisatoren van wielercriteria een prettig gevoel zijn als
Jan Aling zich aan de startstreep meldt. De krachtige Rodenaar
tracteert het publiek, als zijn vorm het tenminste toelaat, altijd op
een geweldig spektakel. Zo ook pinksterzondag in Eext waar Aling op
spectaculaire wijze over het winderige parcours daverde. Daarom was
het niet verwonderlijk dat Jan Aling zich na tachtig enerverende
kilometers als eerste aan de finish presenteerde. Niemand duldde de
eerzuchtige Ketting-coureur in zijn nabijheid."
Niet
alleen een rondjes om de kerk liet hij zijn machtige benen spreken,
ook in het grote werk was hij een coureur met een vlam in de pijp.
Als er iemand de stenen de uit de straat kon fietsen, dan was het Jan
Aling wel. Het leverde hem al snel de mooi allitererende
bijnaam Beer
van Bunne op.
Waar de boerenzoon overigens niet blij mee was. Of ik hem niet meer
zo wilde noemen in mijn verslagen, was zijn dringende verzoek.
Zijn
echte naam verscheen voor het eerst in 1967 aan het nationale
wielerfirmament toen hij op circuit van Zandvoort Nederlans kampioen
bij de nieuwelingen werd. Zijn talent ontbolsterde vervolgens snel.
De ploegbazen van de grote amateurploegen wilden hem er graag bij
hebben. Het werd uiteindelijk de fameuze Ketting-brigade, waar hij
ploeggenoot werd van toppers als Hennie Kuiper, Frits Schür,
Klaas Balk, Piet van Katwijk, Aad van den Hoek en Roy Schuiten.
Jan
Aling paste naadloos in deze succesvolle
Ketting-ploeg,
die de gelijknamige metaalwarenfabriek in Didam veel publiciteit
opleverde. De Drent was er zeer succesvol en won veel koersen.
Behalve dat hij pedalen kon ranselen, was hij ook een dominante
renner in het peloton. Met
zijn imponerende wilskracht altijd
in de eerste waaier en ook verbaal niet op zijn mondje gevallen. Voor
Jan Aling knepen de mindere goden wel eens in de remmen als hij met
zijn brede schouders op weg was naar de voorste rijen van het
peloton. Op zijn erelijst staan onder
meer twee
triomftochten in de Omloop van de Kempen - de oudste klassieker van
ons land - in 1969 en 1973. In dat laatste jaar won hij ook nog de
Ronde van Overijssel.
Een
topjaar was ook 1972, toen hij onder meer de
Vierstromendelandklassieker won voor de Zeeuwse kleppers Cees Priem
en Jan Raas. Ook internationaal liet hij zich gelden met twee
etappezeges in de destijds befaamde Engelse Milkrace. Het leverde hem
een plaats op in de Olympische selectie voor de Spelen van München.
Hij had zijn zinnen toen ook gezet op de Drenstse Dorpenomloop, die
gold als een test voor de potentiële
Olympiagangers. Aling deed er alles aan om in eigen huis te winnen,
maar bleef steken op een derde plaats. Henk Poppe, de sprinter uit
Nijverdal, en Arie Hassink bleven hem voor.
Uiteindelijk
haalde hij München ook niet.
Bondscoach Joop Middelink vond hem te wisselvallig en Adriaan de
Schipper, die als KNWU-bobo mee mocht selecteren, vond Aling een
renner die 'de boel soms te licht opnam.' Hij miste de ware
topsportdiscipline. Dat klopte ook wel, want na de koers mocht Jan
Aling er graag eentje nemen.
Drie
jaar later werd Jan Aling, die zich in 1972 overigens ook nog Drentse
kampioen allroundschaatsen mocht noemen, profrenner. Hij kreeg een
contract(je) bij de nieuwe ploeg van Ton Vissers (Alsaver) en
verhuisde naar Bladel, waar hij zich voor dit werk een betere
uitvalsbasis verschafte. Want toen waren er dagelijks koersen in het
nabijgelegen Belgenland. Hoewel hij met zijn natuurlijke dominantie
geknipt leek om ook in dit métier te slagen, is hem dat nimmer
gelukt. Aling bleef hangen in een cirkel van kleine ploegen in de
marge van het profwielrennen, waar de handel en wandel lang niet
altijd zuiver op de graat was. Met name de dopingcultuur. Het kwam
hem duur te staan, vooral geestelijk.
Zijn
staat van dienst als prof vermeldt een aantal 'kleine zeges', met de
Grote Prijs Frans Verbeeck (1978) als blikvanger. Ook zijn hoofdprijs in Tijl's Tour door IJsselmond (1976) mocht er zijn. In deze specialiteit, de klassiekers, bleef het verder bij enkele top-10
klasseringen, zoals in Nokere Koerse (2e), de E3 Prijs Harelbeke
(7e), Kuurne-Brussel-Kuurne (8ste) en Parijs-Tours (7e).
Nadat
Jan Aling was opgekrabbeld uit een donkere periode in zijn leven,
bleef hem de wielersport toch bekoren. Zo was hij jaarlijks
vrijwilliger bij de Europese Jeugdtour in Assen. Dan nestelde hij
zich met vrouw en caravan een week lang in de Drentse hoofdstad om de
internationale wielerjeugd met allerhande hand- en spandiensten bij
te staan. Hij was dan wel in de loop der jaren een echte Kempenzoon
geworden, zijn Drentse roots lieten hem ook nimmer los.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.