Goede tijden, slechte tijden. Ook Be Quick 1887 ontkomt er niet
aan. Na de jubel om het winnen van de prestigieuze Rinus Michels
Trofee in 2016, een prijs voor de amateurclub met de beste
jeugdopleiding in Nederland, is de Good Old overvallen door zorgen.
Er zijn forse gaten geslagen in de financiële huishouding, terwijl
ook de prestaties van het vlaggenschip een neergaande spiraal
vertonen. De oudste club van de stad wint nauwelijks nog een
wedstrijd in de derde divisie, met als gevolg dat de rode vlag –
ten teken van acuut degradatiegevaar – moet worden gehesen op de
Esserberg.
De
eerste ingreep van het bestuur in een poging om de aloude patiënt
weer wat kleur op de wangen te bezorgen, was het intrekken van de
vergoedingen voor de spelers van de eerste selectie. Niet dat deze
een aantrekkelijk traktement voor hun inspanningen hebben afgesloten,
verre van dat zelfs, maar al met al gaat het toch om een bedrag van
een slordige 30.000 euro. Dat kan Bruin, in dit geval Be Quick dus,
niet meer trekken.
Nadat
de heren voetballers te kennen hadden gegeven niet met deze
'contractbreuk' te kunnen leven, heeft het bestuur deze keutel alsnog
voor onbepaalde tijd ingetrokken. Inmiddels heeft Kevin Waalderbos,
die aan zijn eerste seizoen als hoofdtrainer bezig is, besloten van
boord te gaan na dit seizoen. Hij ziet geen perspectief meer dat
overeenkomt met zijn ambities. Dat is een signaal dat er toe doet,
want Be Quick staat bepaald niet bekend als een doorgangshuis voor
trainers. De twee voorgangers van Waalderbos, Marcel Groninger en
Mischa Visser, hebben er bijkans tot de inboedel behoord.
In
feite wordt Be Quick teruggeworpen naar 1954, toen er een keuze moest
worden gemaakt tussen wel of niet betalen van haar beste voetballers.
Dat jaar werd, na veel vijven en zessen, door de KNVB het betaalde
voetbal ingevoerd. Dat gebeurde onder druk van de Nederlandse Beroeps
Voetbal Bond, die datzelfde jaar met een profcompetitie was begonnen
en die meteen een doorslaand succes werd. De wedstrijden met clubs
als Profclub Venlo, Alkmaar '54, De Graafschap en niet te vergeten
Fortuna '54 trokken volle stadions, waarna de KNVB al spoedig inzag
dat het met de NBVB in de slag moest voor een revolutionaire
professionalisering van ons voetbalbestel.
Ook
Be Quick vroeg, samen met nog zo'n tachtig clubs, een proflicentie
aan. Dat had echter heel wat voeten in aarde, want een groot en
invloedrijk deel van de club was faliekant tegen betaald voetbal.
Weliswaar gold Be Quick toen als de rijkste club van het Noorden met
haar eigen stadion en een toeschouwersmoyenne van 5000 per wedstrijd
– dat was het probleem niet – maar de tegenstanders maakten er
een principezaak van. Sporten, stelden zij onomwonden, deed je voor
je plezier en zeker niet voor geld.
Met name de landskampioenen van
1920, onder aanvoering van oud-international Evert van Linge (ook de
architect van stadion Esserberg), huldigden dit aristocratische
standpunt, stammend uit de tijd dat sport alleen een privilege was
voor het elitaire deel van de bevolking. In een open brief aan het
bestuur hekelde hij de voorgenomen plannen om spelers tegen betaling
te charteren. “Weet U,” waarschuwde Van Linge, “wat dit
betekent? Is het wel tot U doorgedrongen dat dit 't einde is van één
van de oudste voetbalverenigingen? Opgericht door een stelletje
jongelui met idealistische motieven, die zijn leden rekruteerde uit
een bepaald milieu, waaraan door een ballotagecommissie tot op heden
de hand wordt gehouden. Kan en mag dit zo maar door een bestuur
ondersteboven worden gegooid en geliquideerd?
Niettemin
werd Be Quick, zoals Van Linge het verwoordde, verkwanseld aan een
stelletje huurlingen. Toenmalig voorzitter Jaap Hemmes zag het
namelijk heel anders. Hij keek vooral naar de toekomst: “Onze club
heeft tot op heden in de Nederlandse voetbalgeschiedenis steeds een
vooraanstaande rol vervuld. Het tastbare resultaat is een prachtig
stadion en een terreinencomplex waarop elke eersteklasser jaloers kan
zijn. Willen wij mee blijven doen en onze sport blijven beoefenen op
onze terreinen, dan is het nodig om mee te doen aan het betaalde
voetbal. Doen we dit niet, dan is degradatie in de toekomst ons lot.
Met alle consequenties daaraan verbonden. Over enkele jaren zullen we
dan spelen op een veldje in de Appèlbergen.”
De
gelauwerde oudgedienden, zoals ook Hans Tetzner, Bruins Oving en Jaap
Bulder, moesten dat wel schoorvoetend toegeven. Toen zij de
toezegging kregen dat de aan te trekken spelers streng geballoteerd
zouden worden ter handhaving van het Be Quick-milieu, ging men –
zij het met tegenzin – akkoord.
Dat
dat niet werkte, bleek al snel toen trainer Arie de Vroet, door de
KNVB in Groningen gedropt om de kwaliteit van het voetbal in het
'Hoge Noorden' te verbeteren, het bestuur voorstelde om een aantal
voetballende vrienden van zijn club Feyenoord naar de Esserberg te
halen. Met een eigen vermogen van 200.000 gulden mocht dat geen
probleem zijn. De Vroet kreeg echter nul op zijn rekest, waarna Be
Quick de strijd om de stadshegemonie van GVAV verloor en na tien jaar
aanmodderen berooid en besmuikt terugkeerde naar de amateurs. Het
stadioncomplex moest worden verkocht (voor 385.000 gulden) om de club
overeind te houden.
In
dit retroperspectief kan ook de situatie van Be Quick anno 2018
worden gezien. In feite staat de club voor het zelfde dilemma als in
1954. Wel of niet betalen. Weliswaar gaat het niet om een overgang
naar de betaalde sector, maar in het hedendaagse amateurvoetbal
worden spelers ook betaald. Bij sommige clubs (met name de
traditionele zaterdagclubs als Katwijk, Quick Boys en
IJsselmeervogels) rijkelijk, bij andere (Lienden, VVSB en TEC)
behoorlijk. Bij al deze clubs wordt ook met serieuze contracten
gewerkt.
Er
is wel een verschil met toen. Waar Be Quick destijds flink wat geld
om handen had, is vandaag de dag schraalhans keukenmeester op de
Esserberg. Maximaal 1800 euro per seizoen kunnen de spelers
'verdienen', zijnde de belastingvrije vrijwilligersbijdrage. De
meeste spelers moeten het ecte met 1500 euro stellen, net genoeg om
te 's avonds te gaan trainen in plaats vakken vullen bij
supermarkten.
Met
dit soort betalingen doe je simpelweg niet mee in de top van het
huidige, betaalde amateurvoetbal. Niet in de tweede divisie, niet in
de derde divisie en zelfs niet in de hoofdklasse. Elk jaar worden aan
de beste spelers van Be Quicks met rammelende buidels verleid elders
te gaan voetballen. Zelfs de meest fervente Be Quickers, zoals Willem
Lanjouw (HHC Hardenberg en SC Genemuiden) bezwijken vroeg of laat
onder die aanbiedingen.
Met
haar geroemde jeugdopleiding kan Be Quick deze gang van zaken niet
opvangen. Sterker nog, in feite leidt Be Quick op voor de
concurrentie, zijnde de clubs die wel in de luxe positie verkeren dat
ze zich op de spelersmarkt kunnen begeven. Er gaat geen jaar voorbij
of spelers van Be Quick verkassen naar clubs als Harkemase Boys, ACV,
ONS (Sneek) en HHC Hardenberg. Daar komt overigens ook wel wat voor
terug, veelal jongens die bij de noordelijke BVO's het einde van hun
opleiding niet halen. Zij gaan op topamateurniveau voor een
herkansing en nemen genoegen met wat zakgeld.
Maar
mocht het aan het einde van dit seizoen uitdraaien op degradatie, dan
zal de aantrekkingskracht van Be Quick toch minder worden en is een
verdere neergang in de voetbalpiramide denkbaar. Met die dreiging zal
toch die aloude principekwestie weer op tafel komen: wel of niet
betalen. Ofwel: wil Be Quick, net als in 1954, mee blijven doen met
de beste 100 clubs van Nederland, of laat men deze ambitie varen en
verdwijnt de landskampioen van 1920 in de anonimiteit van het lagere
amateurvoetbal?
Afgezien
van de principiële keus, is er nog een probleem. Er is nauwelijks,
beter gezegd geen geld voor betaald amateurvoetbal. Simpelweg omdat
er te weinig inkomsten zijn. De sponsormarkt in de stad is, met clubs
als FC Groningen, Donar, Lycurgus, Nic., GIJS en GHHC, is zwaar
overspannen en dan blijft het voor een club als Be Quick bij
kruimelwerk.
Ook
zijn er amper inkomsten uit recettes. Derde divisievoetbal spreekt in
Groningen totaal niet tot de verbeelding, dat is alleen het geval in
de grotere dorpen waar op zaterdag wordt gevoetbald. Als er 150 m/v
in Van Linge's schepping komen kijken, is het al veel. Met de
aantekening dat meesten ook nog niet eens een kaartje kopen.
Voor
het grote publiek hoef je dus geen voetbal op dat niveau te spelen.
Maar het imago wil ook wat, zeker voor een club met zo'n rijke
historie. Dat gooi je niet zo maar eventjes weg. Een minder hoog
ambitieniveau leidt wellicht tot minder aantrekkingskracht bij de
Groninger voetbaljeugd, die nu voor Be Quick kiest vanwege een
uitdagende stip aan de horizon: topamateurvoetbal.
Hoe
dan ook, het bestuur van Be Quick ontkomt niet aan het doorhakken van
enkele discutabele knopen. Er zal een duidelijke toekomstvisie moeten
worden uitgesproken. In de wetenschap dat de Van Linge's 2.0 een
stevige vinger in deze pap opeisen, wordt dat een heikele klus. Eén
ding is zeker, verbanning naar de Appèlbergen
is uitgesloten. De Mosterdpot, zoals het knusse veldje daar werd
genoemd, bestaat niet meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.