woensdag 24 januari 2018

Betaald amateurvoetbal brengt Be Quick terug bij dilemma van 1954

Goede tijden, slechte tijden. Ook Be Quick 1887 ontkomt er niet aan. Na de jubel om het winnen van de prestigieuze Rinus Michels Trofee in 2016, een prijs voor de amateurclub met de beste jeugdopleiding in Nederland, is de Good Old overvallen door zorgen. Er zijn forse gaten geslagen in de financiële huishouding, terwijl ook de prestaties van het vlaggenschip een neergaande spiraal vertonen. De oudste club van de stad wint nauwelijks nog een wedstrijd in de derde divisie, met als gevolg dat de rode vlag – ten teken van acuut degradatiegevaar – moet worden gehesen op de Esserberg.

De eerste ingreep van het bestuur in een poging om de aloude patiënt weer wat kleur op de wangen te bezorgen, was het intrekken van de vergoedingen voor de spelers van de eerste selectie. Niet dat deze een aantrekkelijk traktement voor hun inspanningen hebben afgesloten, verre van dat zelfs, maar al met al gaat het toch om een bedrag van een slordige 30.000 euro. Dat kan Bruin, in dit geval Be Quick dus, niet meer trekken.

Nadat de heren voetballers te kennen hadden gegeven niet met deze 'contractbreuk' te kunnen leven, heeft het bestuur deze keutel alsnog voor onbepaalde tijd ingetrokken. Inmiddels heeft Kevin Waalderbos, die aan zijn eerste seizoen als hoofdtrainer bezig is, besloten van boord te gaan na dit seizoen. Hij ziet geen perspectief meer dat overeenkomt met zijn ambities. Dat is een signaal dat er toe doet, want Be Quick staat bepaald niet bekend als een doorgangshuis voor trainers. De twee voorgangers van Waalderbos, Marcel Groninger en Mischa Visser, hebben er bijkans tot de inboedel behoord.

In feite wordt Be Quick teruggeworpen naar 1954, toen er een keuze moest worden gemaakt tussen wel of niet betalen van haar beste voetballers. Dat jaar werd, na veel vijven en zessen, door de KNVB het betaalde voetbal ingevoerd. Dat gebeurde onder druk van de Nederlandse Beroeps Voetbal Bond, die datzelfde jaar met een profcompetitie was begonnen en die meteen een doorslaand succes werd. De wedstrijden met clubs als Profclub Venlo, Alkmaar '54, De Graafschap en niet te vergeten Fortuna '54 trokken volle stadions, waarna de KNVB al spoedig inzag dat het met de NBVB in de slag moest voor een revolutionaire professionalisering van ons voetbalbestel.

Ook Be Quick vroeg, samen met nog zo'n tachtig clubs, een proflicentie aan. Dat had echter heel wat voeten in aarde, want een groot en invloedrijk deel van de club was faliekant tegen betaald voetbal. Weliswaar gold Be Quick toen als de rijkste club van het Noorden met haar eigen stadion en een toeschouwersmoyenne van 5000 per wedstrijd – dat was het probleem niet – maar de tegenstanders maakten er een principezaak van. Sporten, stelden zij onomwonden, deed je voor je plezier en zeker niet voor geld.

Met name de landskampioenen van 1920, onder aanvoering van oud-international Evert van Linge (ook de architect van stadion Esserberg), huldigden dit aristocratische standpunt, stammend uit de tijd dat sport alleen een privilege was voor het elitaire deel van de bevolking. In een open brief aan het bestuur hekelde hij de voorgenomen plannen om spelers tegen betaling te charteren. “Weet U,” waarschuwde Van Linge, “wat dit betekent? Is het wel tot U doorgedrongen dat dit 't einde is van één van de oudste voetbalverenigingen? Opgericht door een stelletje jongelui met idealistische motieven, die zijn leden rekruteerde uit een bepaald milieu, waaraan door een ballotagecommissie tot op heden de hand wordt gehouden. Kan en mag dit zo maar door een bestuur ondersteboven worden gegooid en geliquideerd?

Niettemin werd Be Quick, zoals Van Linge het verwoordde, verkwanseld aan een stelletje huurlingen. Toenmalig voorzitter Jaap Hemmes zag het namelijk heel anders. Hij keek vooral naar de toekomst: “Onze club heeft tot op heden in de Nederlandse voetbalgeschiedenis steeds een vooraanstaande rol vervuld. Het tastbare resultaat is een prachtig stadion en een terreinencomplex waarop elke eersteklasser jaloers kan zijn. Willen wij mee blijven doen en onze sport blijven beoefenen op onze terreinen, dan is het nodig om mee te doen aan het betaalde voetbal. Doen we dit niet, dan is degradatie in de toekomst ons lot. Met alle consequenties daaraan verbonden. Over enkele jaren zullen we dan spelen op een veldje in de Appèlbergen.”

De gelauwerde oudgedienden, zoals ook Hans Tetzner, Bruins Oving en Jaap Bulder, moesten dat wel schoorvoetend toegeven. Toen zij de toezegging kregen dat de aan te trekken spelers streng geballoteerd zouden worden ter handhaving van het Be Quick-milieu, ging men – zij het met tegenzin – akkoord.

Dat dat niet werkte, bleek al snel toen trainer Arie de Vroet, door de KNVB in Groningen gedropt om de kwaliteit van het voetbal in het 'Hoge Noorden' te verbeteren, het bestuur voorstelde om een aantal voetballende vrienden van zijn club Feyenoord naar de Esserberg te halen. Met een eigen vermogen van 200.000 gulden mocht dat geen probleem zijn. De Vroet kreeg echter nul op zijn rekest, waarna Be Quick de strijd om de stadshegemonie van GVAV verloor en na tien jaar aanmodderen berooid en besmuikt terugkeerde naar de amateurs. Het stadioncomplex moest worden verkocht (voor 385.000 gulden) om de club overeind te houden.

In dit retroperspectief kan ook de situatie van Be Quick anno 2018 worden gezien. In feite staat de club voor het zelfde dilemma als in 1954. Wel of niet betalen. Weliswaar gaat het niet om een overgang naar de betaalde sector, maar in het hedendaagse amateurvoetbal worden spelers ook betaald. Bij sommige clubs (met name de traditionele zaterdagclubs als Katwijk, Quick Boys en IJsselmeervogels) rijkelijk, bij andere (Lienden, VVSB en TEC) behoorlijk. Bij al deze clubs wordt ook met serieuze contracten gewerkt.

Er is wel een verschil met toen. Waar Be Quick destijds flink wat geld om handen had, is vandaag de dag schraalhans keukenmeester op de Esserberg. Maximaal 1800 euro per seizoen kunnen de spelers 'verdienen', zijnde de belastingvrije vrijwilligersbijdrage. De meeste spelers moeten het ecte met 1500 euro stellen, net genoeg om te 's avonds te gaan trainen in plaats vakken vullen bij supermarkten.
Met dit soort betalingen doe je simpelweg niet mee in de top van het huidige, betaalde amateurvoetbal. Niet in de tweede divisie, niet in de derde divisie en zelfs niet in de hoofdklasse. Elk jaar worden aan de beste spelers van Be Quicks met rammelende buidels verleid elders te gaan voetballen. Zelfs de meest fervente Be Quickers, zoals Willem Lanjouw (HHC Hardenberg en SC Genemuiden) bezwijken vroeg of laat onder die aanbiedingen.

Met haar geroemde jeugdopleiding kan Be Quick deze gang van zaken niet opvangen. Sterker nog, in feite leidt Be Quick op voor de concurrentie, zijnde de clubs die wel in de luxe positie verkeren dat ze zich op de spelersmarkt kunnen begeven. Er gaat geen jaar voorbij of spelers van Be Quick verkassen naar clubs als Harkemase Boys, ACV, ONS (Sneek) en HHC Hardenberg. Daar komt overigens ook wel wat voor terug, veelal jongens die bij de noordelijke BVO's het einde van hun opleiding niet halen. Zij gaan op topamateurniveau voor een herkansing en nemen genoegen met wat zakgeld.

Maar mocht het aan het einde van dit seizoen uitdraaien op degradatie, dan zal de aantrekkingskracht van Be Quick toch minder worden en is een verdere neergang in de voetbalpiramide denkbaar. Met die dreiging zal toch die aloude principekwestie weer op tafel komen: wel of niet betalen. Ofwel: wil Be Quick, net als in 1954, mee blijven doen met de beste 100 clubs van Nederland, of laat men deze ambitie varen en verdwijnt de landskampioen van 1920 in de anonimiteit van het lagere amateurvoetbal?

Afgezien van de principiële keus, is er nog een probleem. Er is nauwelijks, beter gezegd geen geld voor betaald amateurvoetbal. Simpelweg omdat er te weinig inkomsten zijn. De sponsormarkt in de stad is, met clubs als FC Groningen, Donar, Lycurgus, Nic., GIJS en GHHC, is zwaar overspannen en dan blijft het voor een club als Be Quick bij kruimelwerk.

Ook zijn er amper inkomsten uit recettes. Derde divisievoetbal spreekt in Groningen totaal niet tot de verbeelding, dat is alleen het geval in de grotere dorpen waar op zaterdag wordt gevoetbald. Als er 150 m/v in Van Linge's schepping komen kijken, is het al veel. Met de aantekening dat meesten ook nog niet eens een kaartje kopen.
Voor het grote publiek hoef je dus geen voetbal op dat niveau te spelen. Maar het imago wil ook wat, zeker voor een club met zo'n rijke historie. Dat gooi je niet zo maar eventjes weg. Een minder hoog ambitieniveau leidt wellicht tot minder aantrekkingskracht bij de Groninger voetbaljeugd, die nu voor Be Quick kiest vanwege een uitdagende stip aan de horizon: topamateurvoetbal.

Hoe dan ook, het bestuur van Be Quick ontkomt niet aan het doorhakken van enkele discutabele knopen. Er zal een duidelijke toekomstvisie moeten worden uitgesproken. In de wetenschap dat de Van Linge's 2.0 een stevige vinger in deze pap opeisen, wordt dat een heikele klus. Eén ding is zeker, verbanning naar de Appèlbergen is uitgesloten. De Mosterdpot, zoals het knusse veldje daar werd genoemd, bestaat niet meer.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.