Wie
waren de voetballers achter hun straatnamen in de Stad?
Groot
is mijn dank richting uitgeverij Noordhoff,
die onlangs de Bosatlas
van het Nederlandse voetbal op de markt bracht. Ik kreeg namelijk,
aangesproken als het Sportgeweten van het Noorden, tot mijn
verrassing een exemplaar aangeboden door een werknemer van dit
gerenommeerde Groninger bedrijf, de heer Bas
Baalmans.
Eerder
die was ik al gebeld door Niiwino
Geertsema,
verslaggever van RTV
Noord
(als ook oomzegger van oud-amateurinternational en ACV-er Jack
Soumeru)
die het fraaie boekwerk ook al had ingekeken. Hij wilde meer weten
van de voetballers die in Groningen een straat naar zich kregen
vernoemd. Met name Piet
de Koe
zei hem niets.
Vandaar
dat ik, speciaal voor de jongere generaties in Stad
en Ommeland,
de verdiensten van roemrijke Groninger voetballers die zijn gezegend
met een straatnaam, nog even de historische revue laat passeren.
Landelijk gezien, zo meldt deze Bosatlas-special, scoort Groningen
overigens goed met deze vorm van eerbetoon aan voormalige
voetbalhelden. Het zijn er om precies te zijn veertien,
verdeeld over twee wijken. De eerste 'voetbalwijk' is gesitueerd aan
de oostzijde van het Van
Starkenborghkanaal,
de tweede op de velden van het tot woonwijk omgevormde
Oosterparkstadion.
Dan
nu de namen, op anciënniteit:
Hans
Tetzner
– Hij mag de meest prominente Be Quicker aller tijden worden
genoemd. Tetzner, van 1898, was het boegbeeld van de ploeg die in
1920 landskampioen
werd. Als J.C. Tetzner is hij opgenomen in galerij van
internationals. Daarvoor kwam hij acht keer uit, onder meer bij de
Olympische
Spelen
van Parijs in 1924. Verder maakte hij furore als uitvinder van de
buitenspelval,
destijds overigens heel onsportief gevonden. Na zijn voetbalcarrière
werd hij arts en onderscheidde Hans Tetzner zich als chirurg, met als
specialiteit het opereren van zogenaamde voetbalknietjes.
Zijn medische kennis werd ook door Johan
Cruijff
geapprecieerd. Jarenlang was Tetzner diens lijfarts. Bij Be Quick
1887 wordt hij tot op de dag van vandaag geëerd met het Hans
Tetznerkruis,
een wisseltrofee voor de beste speler van het seizoen.
Appie
Groen
– Ook één van de vele internationals van het elftal dat in 1920
landskampioen werd. Appie, geboren (1901) in Harendermolen en bij de
burgerlijke stand ingeschreven met de voornamen Albert Geert, heeft
vijf keer in het Nederlands elftal gespeeld. Hij was meestal
linksbinnen, zoals in de kampioenswedstrijd tegen het Rotterdamse
VOC.
Hij scoorde de openingstreffer op het veld achter Villa
Gelria
(ter hoogte van de Goeman Borgesiuslaan), de opmaat voor de 4-0 zege.
Siebolt
Sissingh
– Ook al een speler van Be Quicks fameuze kampioensteam en in het
verlengde daarvan eveneens Oranjeklant, zij het dat het voor de
rechtshalf bij slechts één
interland bleef.
Dat was op 12 juni 1921, in Kopenhagen tegen Denemarken. Waar alle
voornoemde spelers vroeg of laat uitvlogen, bleef Siebolt Be Quick
trouw en diende hij de club na zijn actieve loopbaan in diverse
kaderfuncties.
Otto
Bonsema –
Het
boegbeeld in de hoogtijdagen van Velocitas, in de jaren dertig van de
vorige eeuw. Met deze groenwitte club won hij in 1934 de KNVB Beker
door Feyenoord in de finale met 3-2 te verslaan. Bonsema was een van
de doelpuntenmakers. Hij was ook zesvoudig international en scoorde
in het oranjeshirt twee keer. Door een ruzie over betalingen verkaste
hij naar GVAV, waar hij zich vooral verdienstelijk maakte als
trainer. Onder zijn leiding promoveerde GVAV na de invoering van het
betaalde voetbal naar de eredivisie.
Klaas
Schipper
(1910) – Geen voetballer, maar een voetbalscheidsrechter.
Eén van de beste van Nederland en een logisch gevolg daarvan was dat
hij in 1949 international werd. Hij debuteerde in Oslo met de
wedstrijd Noorwegen-Joegoslavië. Een hoogtepunt was in 1953 ook zijn
rol als vlaggenist
bij de wedstrijd
van de eeuw,
Engeland-Hongarije. Hij assisteerde arbiterslegende Leo
Horn en
zag de Engelsen voor het eerst op het helige Wembley verliezen.
Schipper
nam ook al met een bijzondere wedstrijd afscheid. Dat was in 1959,
toen het Braziliaanse Santos
van de nieuwe wereldster Pele
in het Oosterpark een vriendschappelijke wedstrijd speelde tegen
Feyenoord.
Henk
Plenter
(1913) – Hij is de annalen ingegaan als Mister Be Quick,
toentertijd nog gewoon Meneer
Be Quick
geheten, refererend aan het ooit zo elitaire karakter van de
Esserbergclub. Hendrik Albrecht Plenter behoorde overigens niet tot
de kampioensgeneratie van Tetzner en co., maar trok voor en na de
Tweede Wereldoorlog de aandacht als een rijzige stopperspil met veel
tactisch inzicht. Heroïsch waren toen de duels tussen hem en Abe
Lenstra,
het wonderkind van Heerenveen. Plenter kwam ook in beeld van de Keuze
Commissie van de KNVB en haalde ook de selectie voor het WK
van 1938,
maar verder dan het Nederlands B-elftal reikte hij uiteindelijk niet.
Klaas
Buist
(1927) – Bijzonder populaire clubvoetballer bij GVAV, vooral in de
beginjaren van het betaalde voetbal. Was een onverzettelijke back die
's lands beste rechtsbuitens hele lastige middagen bezorgde. De in
het dagelijks leven als kachelsmid de kost verdienende Buist speelde
bijna 400 wedstrijden (384) in GVAV 1. Hij debuteerde als 19-jarige
in 1946 en zette er een punt achter in 1964. Samen met Abel Alting
vormde hij in die periode een klassiek backstel. Buist, bijgenaamd
Neuze, was een vaste keus in het noordelijk elftal, dat destijds
regelmatig wedstrijden speelde tegen andere regionale seletieteams,
als ook semi-interlands tegen het Noord-Duitsland van Uwe Seeler.
Jan
Groninger (1933)
–
Kind
van het Oosterpark, waar hij als voetballer opgroeide bij volksclub
Oosterparkers, dat destijds ook in het Oosterparkstadion
professioneel speelde. Maar wel twee klassen lager, in de tweede
divisie. Jampie, bijgenaamd Proppe, viel daar op met zijn
razendsnelle rushes over rechts. Een logisch gevolg was dat hij door
de 'grote broer' GVAV van Oosterparkers werd gekocht voor 3000
gulden, de vaste vergoeding voor amateurclubs toen. Hij speelde er
drie seizoenen en was in die periode goed voor 20 doelpunten. Goed
voor een mooie transfer naar Go Ahead.
Piet
de Koe (1934)
–
Werd altijd liefkozend Pietje genoemd in het Oosterpark, waar hij in
het blauwe shirt met de rode ster van GVAV tot 197 wedstrijden kwam.
Meestal als rechtsbuiten, maar als het zo uitkwam ook als
rechtsbinnen. Pietje de Koe, een blonde krullenkop, was een
behendige speler met scorend vermogen. Hij kwam tot 47 treffers. Met
zijn eerste was hij, op 17-jarige leeftijd, gelijk matchwinner. Dat
gebeurde in Tiel, waar Theole met 1-0 werd verslagen. Net als Buist
was Piet de Koe het prototype van een typische clubspeler, die goed
bij het publiek lag met getrukte acties en op maat gesneden
voorzetten.
Tjerk
Bolhuis – Jarenlang
het boegbeeld van Oosterparkers, waar hij zich opwierp als een
spelbepalende speler. Het kind van Plan Oost wist wat mouwen
opstropen was. maar voetbaltechnisch stond hij ook zijn mannetje.
Toen Oosterparkers in 1955 toetrad tot het betaalde voetbal, kreeg
uiteraard ook Tjerk Bolhuis een contract aangeboden. Lang duurde zijn
professionele carrière niet, want al in 1959 legde de klassieke
volksclub al weer het loodje vanwege geldgebrek. Tjerk Bolhuis kon
elders als semi-prof terecht, maar bleef zijn club trouw. Als amateur
was hij jarenlang vaste keus in het toen nog bestaande Nederlands
amateurelftal. Nadat hij met voetballen was gestopt, diende hij
Oosterparkers nog als trainer en jeugdopleider.
Piet
Fransen
(1936) – De enige van dit stel die al bij leven een straatnaam naar
zich kreeg vernoemd, de Piet Fransenlaan op de grond waar hij zo veel
mensen heeft vermaakt met zijn buitengewone voetbalkunsten. Een
eerbetoon op zich. Behalve dat hij een bal goed kon raken, liet hij
zich binnen de lijnen ook gelden als entertainer. De laatste
voetbalclown in de Nederlandse stadions. Op de top van zijn loopbaan
verdiende hij een transfer naar Feyenoord. Pietje de
publieksvoetballer voelde zich prima thuis op het podium in de Kuip,
maar zijn vrouw Lena kreeg al snel last van heimwee. Na een jaar werd
hij daarom al weer de bekendste melkboer van Nederland en beleefde
hij nog tal van mooie jaren in het Oosterpark. Eerst met GVAV, later
– vanaf 1971 – met FC Groningen. Zijn loopbaan werd opgefleurd
met zes oranjeshirts.
Tonny
van Leeuwen
(1943) – Alias de Leeuw van Groningen. Eén van de meest, zo niet
de meest geslaagde transfer in de geschiedenis van het Groninger
voetbal. Gekocht van het Rotterdamse Sparta
ontpopte
deze keeper zich weldra tot een ware publiekslieveling met zijn
gedurfde en spectaculaire manier van keepen. Dat uitte zich bij alle
thuiswedstrijden in een sinaasappelregen
van het volk achter zijn doel, nadat bleek dat Van Leeuwen tussen het
keepen door regelmatig sinaasappeltje fijnkneep en het vocht in zijn
keel goot. Als GVAV'er haalde hij ook Oranje,
maar als international was hij geen schim van de 'onpasseerbare'
clubkeeper bij GVAV. Zijn interlandcarrière zat er dan ook al na
twee dramatische wedstrijden op. Aan zijn leven kwam ook al een
dramatisch
eind.
Nadat hij in 1971 in Rotterdam de prijs voor de minst gepasseerde
keeper in het betaalde voetbal had ontvangen, botste hij met zijn
witte Mercedes in het holst van de nacht bij Meppel op een
vrachtauto. Hij was op slag dood.
Henk
Cornelis
(1946) – Een karakteristieke eigen kweekspeler, die vanuit de
jongste jeugd van GVAV doorstroomde naar de eredivisie. Hij stond
bekend als een stijlvolle, soepele en ook snel handelende verdediger,
die echter ook meedogenloos kon zijn als de nood aan de man was. Henk
Cornelis speelde in tal van vertegenwoordigende jeugdelftallen, maar
het allerhoogste (Nederlands elftal) was niet voor hem weggelegd.
Zijn staat van dienst als clubvoetballer daarentegen was groot. Voor
GVAV speelde hij 156
keer
in het eerste elftal en toen GVAV haar proflicentie had overgedragen
aan aan FC Groningen ook nog 180
wedstrijden
in (qua kleurstelling) diverse shirts van de FC.
En
verder is de voetbalwijk aan Van Starkenborghkanaal later aangevuld
met een Klaas
de Witpad.
Het was een actie van de Groninger kunstenaar Christof
Beukema en
oud-schaatser Peter
Boogers,
die vonden dat de in 1989 overleden Klaas de Wit ook in deze wijk
blijvend herdacht moest worden. De Wit was er jarenlang jeugdtrainer
van GVAV, die talenten als Henk Cornelis, Hugo
Hovenkamp en
Bert
Witkop naar
de top (eredivisie) leidde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.