woensdag 6 december 2017

Derde Helft (358)

Wie waren de voetballers achter hun straatnamen in de Stad?

Groot is mijn dank richting uitgeverij Noordhoff, die onlangs de Bosatlas van het Nederlandse voetbal op de markt bracht. Ik kreeg namelijk, aangesproken als het Sportgeweten van het Noorden, tot mijn verrassing een exemplaar aangeboden door een werknemer van dit gerenommeerde Groninger bedrijf, de heer Bas Baalmans.
Eerder die was ik al gebeld door Niiwino Geertsema, verslaggever van RTV Noord (als ook oomzegger van oud-amateurinternational en ACV-er Jack Soumeru) die het fraaie boekwerk ook al had ingekeken. Hij wilde meer weten van de voetballers die in Groningen een straat naar zich kregen vernoemd. Met name Piet de Koe zei hem niets.

Vandaar dat ik, speciaal voor de jongere generaties in Stad en Ommeland, de verdiensten van roemrijke Groninger voetballers die zijn gezegend met een straatnaam, nog even de historische revue laat passeren. Landelijk gezien, zo meldt deze Bosatlas-special, scoort Groningen overigens goed met deze vorm van eerbetoon aan voormalige voetbalhelden. Het zijn er om precies te zijn veertien, verdeeld over twee wijken. De eerste 'voetbalwijk' is gesitueerd aan de oostzijde van het Van Starkenborghkanaal, de tweede op de velden van het tot woonwijk omgevormde Oosterparkstadion.

Dan nu de namen, op anciënniteit:

Hans Tetzner – Hij mag de meest prominente Be Quicker aller tijden worden genoemd. Tetzner, van 1898, was het boegbeeld van de ploeg die in 1920 landskampioen werd. Als J.C. Tetzner is hij opgenomen in galerij van internationals. Daarvoor kwam hij acht keer uit, onder meer bij de Olympische Spelen van Parijs in 1924. Verder maakte hij furore als uitvinder van de buitenspelval, destijds overigens heel onsportief gevonden. Na zijn voetbalcarrière werd hij arts en onderscheidde Hans Tetzner zich als chirurg, met als specialiteit het opereren van zogenaamde voetbalknietjes. Zijn medische kennis werd ook door Johan Cruijff geapprecieerd. Jarenlang was Tetzner diens lijfarts. Bij Be Quick 1887 wordt hij tot op de dag van vandaag geëerd met het Hans Tetznerkruis, een wisseltrofee voor de beste speler van het seizoen.

Appie Groen – Ook één van de vele internationals van het elftal dat in 1920 landskampioen werd. Appie, geboren (1901) in Harendermolen en bij de burgerlijke stand ingeschreven met de voornamen Albert Geert, heeft vijf keer in het Nederlands elftal gespeeld. Hij was meestal linksbinnen, zoals in de kampioenswedstrijd tegen het Rotterdamse VOC. Hij scoorde de openingstreffer op het veld achter Villa Gelria (ter hoogte van de Goeman Borgesiuslaan), de opmaat voor de 4-0 zege.

Siebolt Sissingh – Ook al een speler van Be Quicks fameuze kampioensteam en in het verlengde daarvan eveneens Oranjeklant, zij het dat het voor de rechtshalf bij slechts één interland bleef. Dat was op 12 juni 1921, in Kopenhagen tegen Denemarken. Waar alle voornoemde spelers vroeg of laat uitvlogen, bleef Siebolt Be Quick trouw en diende hij de club na zijn actieve loopbaan in diverse kaderfuncties.

Otto Bonsema Het boegbeeld in de hoogtijdagen van Velocitas, in de jaren dertig van de vorige eeuw. Met deze groenwitte club won hij in 1934 de KNVB Beker door Feyenoord in de finale met 3-2 te verslaan. Bonsema was een van de doelpuntenmakers. Hij was ook zesvoudig international en scoorde in het oranjeshirt twee keer. Door een ruzie over betalingen verkaste hij naar GVAV, waar hij zich vooral verdienstelijk maakte als trainer. Onder zijn leiding promoveerde GVAV na de invoering van het betaalde voetbal naar de eredivisie.

Klaas Schipper (1910) – Geen voetballer, maar een voetbalscheidsrechter. Eén van de beste van Nederland en een logisch gevolg daarvan was dat hij in 1949 international werd. Hij debuteerde in Oslo met de wedstrijd Noorwegen-Joegoslavië. Een hoogtepunt was in 1953 ook zijn rol als vlaggenist bij de wedstrijd van de eeuw, Engeland-Hongarije. Hij assisteerde arbiterslegende Leo Horn en zag de Engelsen voor het eerst op het helige Wembley verliezen. Schipper nam ook al met een bijzondere wedstrijd afscheid. Dat was in 1959, toen het Braziliaanse Santos van de nieuwe wereldster Pele in het Oosterpark een vriendschappelijke wedstrijd speelde tegen Feyenoord.

Henk Plenter (1913) – Hij is de annalen ingegaan als Mister Be Quick, toentertijd nog gewoon Meneer Be Quick geheten, refererend aan het ooit zo elitaire karakter van de Esserbergclub. Hendrik Albrecht Plenter behoorde overigens niet tot de kampioensgeneratie van Tetzner en co., maar trok voor en na de Tweede Wereldoorlog de aandacht als een rijzige stopperspil met veel tactisch inzicht. Heroïsch waren toen de duels tussen hem en Abe Lenstra, het wonderkind van Heerenveen. Plenter kwam ook in beeld van de Keuze Commissie van de KNVB en haalde ook de selectie voor het WK van 1938, maar verder dan het Nederlands B-elftal reikte hij uiteindelijk niet.

Klaas Buist (1927) – Bijzonder populaire clubvoetballer bij GVAV, vooral in de beginjaren van het betaalde voetbal. Was een onverzettelijke back die 's lands beste rechtsbuitens hele lastige middagen bezorgde. De in het dagelijks leven als kachelsmid de kost verdienende Buist speelde bijna 400 wedstrijden (384) in GVAV 1. Hij debuteerde als 19-jarige in 1946 en zette er een punt achter in 1964. Samen met Abel Alting vormde hij in die periode een klassiek backstel. Buist, bijgenaamd Neuze, was een vaste keus in het noordelijk elftal, dat destijds regelmatig wedstrijden speelde tegen andere regionale seletieteams, als ook semi-interlands tegen het Noord-Duitsland van Uwe Seeler.

Jan Groninger (1933) – Kind van het Oosterpark, waar hij als voetballer opgroeide bij volksclub Oosterparkers, dat destijds ook in het Oosterparkstadion professioneel speelde. Maar wel twee klassen lager, in de tweede divisie. Jampie, bijgenaamd Proppe, viel daar op met zijn razendsnelle rushes over rechts. Een logisch gevolg was dat hij door de 'grote broer' GVAV van Oosterparkers werd gekocht voor 3000 gulden, de vaste vergoeding voor amateurclubs toen. Hij speelde er drie seizoenen en was in die periode goed voor 20 doelpunten. Goed voor een mooie transfer naar Go Ahead.

Piet de Koe (1934) – Werd altijd liefkozend Pietje genoemd in het Oosterpark, waar hij in het blauwe shirt met de rode ster van GVAV tot 197 wedstrijden kwam. Meestal als rechtsbuiten, maar als het zo uitkwam ook als rechtsbinnen. Pietje de Koe, een blonde krullenkop, was een behendige speler met scorend vermogen. Hij kwam tot 47 treffers. Met zijn eerste was hij, op 17-jarige leeftijd, gelijk matchwinner. Dat gebeurde in Tiel, waar Theole met 1-0 werd verslagen. Net als Buist was Piet de Koe het prototype van een typische clubspeler, die goed bij het publiek lag met getrukte acties en op maat gesneden voorzetten.

Tjerk Bolhuis – Jarenlang het boegbeeld van Oosterparkers, waar hij zich opwierp als een spelbepalende speler. Het kind van Plan Oost wist wat mouwen opstropen was. maar voetbaltechnisch stond hij ook zijn mannetje. Toen Oosterparkers in 1955 toetrad tot het betaalde voetbal, kreeg uiteraard ook Tjerk Bolhuis een contract aangeboden. Lang duurde zijn professionele carrière niet, want al in 1959 legde de klassieke volksclub al weer het loodje vanwege geldgebrek. Tjerk Bolhuis kon elders als semi-prof terecht, maar bleef zijn club trouw. Als amateur was hij jarenlang vaste keus in het toen nog bestaande Nederlands amateurelftal. Nadat hij met voetballen was gestopt, diende hij Oosterparkers nog als trainer en jeugdopleider.

Piet Fransen (1936) – De enige van dit stel die al bij leven een straatnaam naar zich kreeg vernoemd, de Piet Fransenlaan op de grond waar hij zo veel mensen heeft vermaakt met zijn buitengewone voetbalkunsten. Een eerbetoon op zich. Behalve dat hij een bal goed kon raken, liet hij zich binnen de lijnen ook gelden als entertainer. De laatste voetbalclown in de Nederlandse stadions. Op de top van zijn loopbaan verdiende hij een transfer naar Feyenoord. Pietje de publieksvoetballer voelde zich prima thuis op het podium in de Kuip, maar zijn vrouw Lena kreeg al snel last van heimwee. Na een jaar werd hij daarom al weer de bekendste melkboer van Nederland en beleefde hij nog tal van mooie jaren in het Oosterpark. Eerst met GVAV, later – vanaf 1971 – met FC Groningen. Zijn loopbaan werd opgefleurd met zes oranjeshirts.

Tonny van Leeuwen (1943) – Alias de Leeuw van Groningen. Eén van de meest, zo niet de meest geslaagde transfer in de geschiedenis van het Groninger voetbal. Gekocht van het Rotterdamse Sparta ontpopte deze keeper zich weldra tot een ware publiekslieveling met zijn gedurfde en spectaculaire manier van keepen. Dat uitte zich bij alle thuiswedstrijden in een sinaasappelregen van het volk achter zijn doel, nadat bleek dat Van Leeuwen tussen het keepen door regelmatig sinaasappeltje fijnkneep en het vocht in zijn keel goot. Als GVAV'er haalde hij ook Oranje, maar als international was hij geen schim van de 'onpasseerbare' clubkeeper bij GVAV. Zijn interlandcarrière zat er dan ook al na twee dramatische wedstrijden op. Aan zijn leven kwam ook al een dramatisch eind. Nadat hij in 1971 in Rotterdam de prijs voor de minst gepasseerde keeper in het betaalde voetbal had ontvangen, botste hij met zijn witte Mercedes in het holst van de nacht bij Meppel op een vrachtauto. Hij was op slag dood.

Henk Cornelis (1946) – Een karakteristieke eigen kweekspeler, die vanuit de jongste jeugd van GVAV doorstroomde naar de eredivisie. Hij stond bekend als een stijlvolle, soepele en ook snel handelende verdediger, die echter ook meedogenloos kon zijn als de nood aan de man was. Henk Cornelis speelde in tal van vertegenwoordigende jeugdelftallen, maar het allerhoogste (Nederlands elftal) was niet voor hem weggelegd. Zijn staat van dienst als clubvoetballer daarentegen was groot. Voor GVAV speelde hij 156 keer in het eerste elftal en toen GVAV haar proflicentie had overgedragen aan aan FC Groningen ook nog 180 wedstrijden in (qua kleurstelling) diverse shirts van de FC.

En verder is de voetbalwijk aan Van Starkenborghkanaal later aangevuld met een Klaas de Witpad. Het was een actie van de Groninger kunstenaar Christof Beukema en oud-schaatser Peter Boogers, die vonden dat de in 1989 overleden Klaas de Wit ook in deze wijk blijvend herdacht moest worden. De Wit was er jarenlang jeugdtrainer van GVAV, die talenten als Henk Cornelis, Hugo Hovenkamp en Bert Witkop naar de top (eredivisie) leidde.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.