vrijdag 29 mei 2020

Derde Helft (401)


Met hart en ziel meer dan twintig jaar voor je sportieve liefde werken en dan te horen krijgen dat je overbodig bent geworden. Het overkwam Bas Kammenga onlangs. Hij is door FC Groningen ontslagen vanwege de financiële crisis in de Euroborg. Die klap kwam hard aan bij de man die toch wel als cultuurbewaker kan worden aangemerkt, als communicatiemedewerker ook wist hoe alle hazen liepen in de groenwitte organisatie. Inmiddels heeft hij zich weer opgericht, zo liet hij ons weten via Facebook. Bas: "De volgende seizoenen zal ik als vijfjaarkaarthouder onveranderd op de bovenste rij in Vak A in de Euroborg staan als supporter van de FC."

Bas is ook al weer op zoek gegaan naar nieuwe uitdagingen, het liefst waar communicatie om de hoek komt kijken en bij voorkeur in de noordelijke sportwereld. Als nestor van deze wereld kan ik de heren bestuurders van professionele sportclubs deze Bas Kammenga - hij is trouwens ook voorzitter van de supportersvereniging van Donar - van harte bij u aanbevelen. HIj is iemand die zijn vak verstaat en met intense toewijding zijn werk doet. Bas Kammenga besluit ontslagverhaaltje als volgt: "Met een brede interesse in de verhalen achter sporters en organisaties zal ik - na de zomer - ook een aantal interessante projecten opstarten. Heb je zin om aan te haken of van mijn diensten of expertise gebruik te maken, neem dan contact op via kammenga@home.nl of 06-46075578."

Waar mensen gaan, komen ze ook. Zelfs in crisistijd. Want FC Groningen heeft enkele weken, nog net voor de ontslaggolf, een nieuwe accountmanager in dienst genomen. Een oude bekende en wel Arjan Blaauw, de oud-voetballer die ook bij SC Veendam en FC Emmen op de loonlijst heeft gestaan. 'Blaauwtje' moet meteen flink aan de bak als man die sponsorgelden moet zien binnen te hengelen. Als good lookingman met goede manieren lijkt hij overigens geknipt voor dit werk. Arjan Blaauw, die als 45-jarige tegenwoordig een balletje trapt bij OZW (Oud Zwart Wit) is transfervrij overgekomen van het Canon Business Center.

Het gaat de goede kant met Henk Steenhuis die enkele weken geleden is getroffen door een herseninfarct. De voormalige topscheidsrechter in het amateurvoetbal werkt in het Beatrixoord in Haren hard aan zijn herstel en volgens zijn woordvoerder Klaas Mulder, jarenlang grensrechter van GRC Groningen, zijn er kleine stapjes voorwaarts te melden. Henk is weer op de been en wandelt = ook eindjes zonder vierpoot of wandelstok - dagelijks als training in één van de gangen in het herstellingsoord. Zijn behandelende arts heeft hem verteld dat als het zo goed blijft gaan, hij eind juli wellicht weer naar zijn huis in Bedum kan. Maar dan moet hij zich, aldus Klaas Mulder, wel voldoende zelfstandig kunnen redden. Aan de mentale kracht van Henk Steenhuis zal het niet liggen; die is groot.

Een bijzondere gebeurtenis bij Be Quick 1887 afgelopen week. Er werd vergaderd voor de tribune van het Esserbergstadion. In de openlucht dus. Dat was nodig vanwege alle coronamaatregelen. De ruim tachtig aanwezige leden mochten in de anderhalve meter-opstelling op de overdekte tribune plaatsnemen. Voorzitter Henk Berends had het niet gemakkelijk, want hij moest heel wat hete hangijzers de revue laten passeren. Met name waar het ging om geldzaken.

De nieuw aangetreden penningmeester Ruud Sunder werd gelijk voor de leeuwen geworpen, want de financiën op de Esserberg zijn verre van rooskleurig te noemen. Sunder is de aangewezen slagman om alle geldplooien weer glad te strijken. Zijn cv is er naar. De 40 jaar geleden geboren Holwierder, die vorig jaar met zijn gezin in Haren is neergestreken, is een boerenzoon van het type niet lullen, maar poetsen. Zijn hoofdactiviteit - en ook specialisme - is als interim-manager bedrijven in financieel zwaar weer bijstaan. Ook is hij een aanvullende masterstudie financial control begonnen.
Precies dus wat Be Quick zo hard nodig heeft.

Volgende week - 6 juni - is het overigens precies 100 jaar geleden dat deze zo roemrijke club Nederlands kampioen werd. Die prestatie is nog altijd niet geëvenaard door een noordelijke club en of dat ooit nog zal gebeuren lijkt, gezien de ontwikkelingen in het huidige topvoetbal, een utopie. Hoe dan ook, schrijver dezes leek het een goed idee ter herinnering aan deze Groninger landstitel de geschiedenis van de Groninger sport in al haar facetten eens op schrift te zetten. Van 1920 tot 2020. Dat is inmiddels gebeurd, in boekvorm zelfs. En al zeg ik het zelf, er mag gesproken worden van een rijke historie met een keur aan bijzondere verhalen. Verder ga ik nog niets verklappen. Het boek, getiteld 100 jaar Topsport in Stad, zou ook volgende week (6 juni) in het Groninger Forum ten doop worden gehouden. Maar de coronacrisis heeft dit feestje voor nog onbepaalde tijd uitgesteld. Ik hou u, waarde lezers van deze kroniek, op de hoogte.




zondag 10 mei 2020

Derde Helft (400)


De vierhonderdste (digitale) editie van de Derde Helft zou geknipt moeten zijn voor jubelende teksten, maar helaas, de actualiteit gebiedt mij deze kroniek dit keer te vullen met triest nieuws. Jan Aling is overleden. De oud--wielrenner stierf zaterdag (9 mei) in een Eindhovens ziekenhuis aan de gevolgen van een hartstilstand, drie dagen eerder. Hij mocht slechts 70 jaar worden.

Jan Aling, geboren op 24 juni 1949 in het Noorddrentse dorpje Bunne, behoorde in de beginjaren '70 van de vorige eeuw tot de crème de la crème van het Nederlandse amateurwielrennen. Samen met ook illustere noorderlijke renners als Popke Oosterhof, Frits Schür en de gebroeders Jans en Wiecher Vlot.

Ik heb even voor u in mijn archief zitten spitten en vond een treffend knipsel van 23 mei 1972 uit het Nieuwsblad van het Noorden. Het was een verslag van de Ronde van Eext en dat begon zo: "Het moet voor de organisatoren van wielercriteria een prettig gevoel zijn als Jan Aling zich aan de startstreep meldt. De krachtige Rodenaar tracteert het publiek, als zijn vorm het tenminste toelaat, altijd op een geweldig spektakel. Zo ook pinksterzondag in Eext waar Aling op spectaculaire wijze over het winderige parcours daverde. Daarom was het niet verwonderlijk dat Jan Aling zich na tachtig enerverende kilometers als eerste aan de finish presenteerde. Niemand duldde de eerzuchtige Ketting-coureur in zijn nabijheid."

Niet alleen een rondjes om de kerk liet hij zijn machtige benen spreken, ook in het grote werk was hij een coureur met een vlam in de pijp. Als er iemand de stenen de uit de straat kon fietsen, dan was het Jan Aling wel. Het leverde hem al snel de mooi allitererende bijnaam Beer van Bunne op. Waar de boerenzoon overigens niet blij mee was. Of ik hem niet meer zo wilde noemen in mijn verslagen, was zijn dringende verzoek.

Zijn echte naam verscheen voor het eerst in 1967 aan het nationale wielerfirmament toen hij op circuit van Zandvoort Nederlans kampioen bij de nieuwelingen werd. Zijn talent ontbolsterde vervolgens snel. De ploegbazen van de grote amateurploegen wilden hem er graag bij hebben. Het werd uiteindelijk de fameuze Ketting-brigade, waar hij ploeggenoot werd van toppers als Hennie Kuiper, Frits Schür, Klaas Balk, Piet van Katwijk, Aad van den Hoek en Roy Schuiten.

Jan Aling paste naadloos in deze succesvolle Ketting-ploeg, die de gelijknamige metaalwarenfabriek in Didam veel publiciteit opleverde. De Drent was er zeer succesvol en won veel koersen. Behalve dat hij pedalen kon ranselen, was hij ook een dominante renner in het peloton. Met zijn imponerende wilskracht altijd in de eerste waaier en ook verbaal niet op zijn mondje gevallen. Voor Jan Aling knepen de mindere goden wel eens in de remmen als hij met zijn brede schouders op weg was naar de voorste rijen van het peloton. Op zijn erelijst staan onder meer twee triomftochten in de Omloop van de Kempen - de oudste klassieker van ons land - in 1969 en 1973. In dat laatste jaar won hij ook nog de Ronde van Overijssel.

Een topjaar was ook 1972, toen hij onder meer de Vierstromendelandklassieker won voor de Zeeuwse kleppers Cees Priem en Jan Raas. Ook internationaal liet hij zich gelden met twee etappezeges in de destijds befaamde Engelse Milkrace. Het leverde hem een plaats op in de Olympische selectie voor de Spelen van München. Hij had zijn zinnen toen ook gezet op de Drenstse Dorpenomloop, die gold als een test voor de potentiële Olympiagangers. Aling deed er alles aan om in eigen huis te winnen, maar bleef steken op een derde plaats. Henk Poppe, de sprinter uit Nijverdal, en Arie Hassink bleven hem voor.

Uiteindelijk haalde hij München ook niet. Bondscoach Joop Middelink vond hem te wisselvallig en Adriaan de Schipper, die als KNWU-bobo mee mocht selecteren, vond Aling een renner die 'de boel soms te licht opnam.' Hij miste de ware topsportdiscipline. Dat klopte ook wel, want na de koers mocht Jan Aling er graag eentje nemen.

Drie jaar later werd Jan Aling, die zich in 1972 overigens ook nog Drentse kampioen allroundschaatsen mocht noemen, profrenner. Hij kreeg een contract(je) bij de nieuwe ploeg van Ton Vissers (Alsaver) en verhuisde naar Bladel, waar hij zich voor dit werk een betere uitvalsbasis verschafte. Want toen waren er dagelijks koersen in het nabijgelegen Belgenland. Hoewel hij met zijn natuurlijke dominantie geknipt leek om ook in dit métier te slagen, is hem dat nimmer gelukt. Aling bleef hangen in een cirkel van kleine ploegen in de marge van het profwielrennen, waar de handel en wandel lang niet altijd zuiver op de graat was. Met name de dopingcultuur. Het kwam hem duur te staan, vooral geestelijk. 

Zijn staat van dienst als prof vermeldt een aantal 'kleine zeges', met de Grote Prijs Frans Verbeeck (1978) als blikvanger. Ook zijn hoofdprijs in Tijl's Tour door IJsselmond (1976) mocht er zijn. In deze specialiteit, de klassiekers, bleef het verder bij enkele top-10 klasseringen, zoals in Nokere Koerse (2e), de E3 Prijs Harelbeke (7e), Kuurne-Brussel-Kuurne (8ste) en Parijs-Tours (7e).

Nadat Jan Aling was opgekrabbeld uit een donkere periode in zijn leven, bleef hem de wielersport toch bekoren. Zo was hij jaarlijks vrijwilliger bij de Europese Jeugdtour in Assen. Dan nestelde hij zich met vrouw en caravan een week lang in de Drentse hoofdstad om de internationale wielerjeugd met allerhande hand- en spandiensten bij te staan. Hij was dan wel in de loop der jaren een echte Kempenzoon geworden, zijn Drentse roots lieten hem ook nimmer los.